Cytomel en Thyrax (T3 en T4)

 

Dit artikel is geschreven door mijn internist, dr. J.R. Beukhof, internist-nefroloog-intensivist en de ziekenhuisapotheker dr. F.G.A. Jansman van de Isalaklinieken te Zwolle. Ik kreeg het artikel in 2005 toegezonden om feed-back te geven voordat het gedrukt zou worden voor het huisartsen vademecum. Enkele van mijn opmerkingen zijn hierin verwerkt. Het artikel pleit niet echt voor het standaard gaan slikken van Cytomel (T3) naast de Thyrax (T4), maar het artikel zelf is -ondanks de artsentaal waarin het geschreven is- wel duidelijk. Uit de samenvatting is duidelijk op te maken dat mijn arts in bepaalde gevallen wel Cytomel wil voorschrijven.

Het artikel prijst dus niet het voorschrijven van Cytomel (T3) aan, maar kan (huis-)artsen wel over de streep trekken wanneer zij twijfelen om het te proberen bij hun patiënten. Een goede ontwikkeling in schildklierland, waar artsen en patiënten steeds meer van elkaar leren. Het plaatsen van dit artikel (met toestemming) is daar een voorbeeld van.

 

 

Combinatie-behandeling T3 + T4

 

T4 (tetrajoodthyroxine) is een pro-hormoon, dat bestaat uit twee gekoppelde benzeen-ringen. T4 wordt door een goed functionerende schildklier gemaakt en opgeslagen, mits er voldoende aanbod van jodium is. Het hypofyse-hormoon TSH reguleert de biosynthese van T4, en geeft ook het signaal om T4 uit te scheiden  in de bloedbaan.

 

In de meeste perifere weefsels (vooral in de lever) wordt T4 onder afsplitsing van één jodium atoom geconverteerd naar het actieve hormoon T3 (trijoodthyronine). Deze omzetting verloopt via het enzym iodothyronine 5’-deiodinase, waarvan de activiteit  sterke inter- en intra-individuele variatie vertoont,  onder meer onder invloed van co-medicatie, dieet, en acute of chronische ziekten.

T3 reguleert via receptoren in de celkernen meerdere belangrijke gen-transscripties. De hersenen, de hypofyse en een foetus kunnen onvoldoende  T3 uit de bloedbaan halen, en moeten dus zelf ook  T3 aanmaken  uit T4. (ref 1)

 

In 1892 schreef William Osler nog in zijn beroemde boek, dat er geen bevredigende behandeling mogelijk was voor hypothyreoidie (ref 2). Ene Murray had een jaar eerder de eerste patiënt met succes behandeld met een glycerine extract van schapen-schildklieren, maar deze ontdekking werd pas in 1920 wereldkundig gemaakt (ref 3). Van 1920 tot 1975 werden patiënten met “myxoedeem” ofwel hypothyreoidie behandeld met diverse soorten schildklier-extracten, die werden gestandaardiseerd naar  jodium gehalte.

 

In 1975 werden de schildklier-extracten vervangen door synthetisch T4 ofwel levothyroxine, waarvan zuiverheid en gehalte uiteraard veel nauwkeuriger gestandaardiseerd konden worden. J.R. B. herinnert zich nog zeer goed het sardonische ongeloof, waarmee zijn toenmalige opleiders de klachten in ontvangst namen van de patiënten, die beweerden dat zij zich onder het “zuivere” thyroxine veel slechter waren gaan voelen (ook bij T4 spiegels rond de 95e percentiel van normaal en TSH waarden nabij de 5e percentiel); ongeloof, omdat Thyroxine theoretisch immers veel beter was; sardonisch, omdat het vooral de patiënten met depressie en andere psychiatrische problemen waren, die zeiden last te hebben van deze veranderingen.

 

In 1999 publiceerden Bunevicius & al hun gerandomiseerde cross-over trial met N= 33 patiënten (ref 4): met de combinatie T4 + synthetisch T3 (ofwel liothyronine), verbeterden hun stemming, de scores voor Quality of Life, en neuropsychologische functie-tests. Dit betrof een populatie van patiënten, van wie er 4 een  depressie hadden en 17 een schildklier-carcinoom.

 

 

UpToDate® (geraadpleegd op 05-10-05) geeft aan dat combinatie-therapie niet als standaard-behandeling kan worden aanbevolen, dit omdat 4 andere trials bovengenoemde resultaten niet konden reproduceren.

Op de website van de Nederlandse Internisten Vereniging (www.internisten.nl), geraadpleegd dd 05-10-2005 werden geen richtlijnen aangetroffen.

(noot Jenny D.: hier is inmiddels aangewerkt door de werkgroep CRoSS;  in mei 2007 zijn de nieuwe richtlijnen voor internisten tot stand gekomen)

 

 

Een search met www.Scholar.Google.com dd 05-10-2005 met zoektermen "cytomel" AND treatment AND hypothyroidism" gaf 63 hits, waaronder een review door Escobar et al (ref 5,6). Volgens Escobar is het uitsluitend mogelijk om na thyroidectomie in ratten euthyreoidie in alle organen (en in het bijzonder in de hersenen) te bereiken met de combinatie T3+T4 in de verhouding, zoals die in de schildklier van de rat wordt gesynthetiseerd. In dit review worden ook 9 humane trials besproken, waaronder bovengenoemde trial van Bunevicius.

Hoewel slechts in 1 van deze trials significant betere resultaten van psychometrische tests werden gevonden bij de combinatie T4 + T3, was er een hoog (tot 52%!) percentage van de proefpersonen, dat deze combinatie prefereerde. Aangetekend moet worden, dat in deze onderzoeken slechts weinig patiënten waren behandeld, en dat lang niet altijd euthyreoidie was bereikt.

Als waarschuwing vermeldt Escobar nog, dat men moet waken voor oversubstitutie, omdat dan osteoporose en hartritmestoornissen kunnen optreden.

Bovendien leidt behandeling met instant-release preparaten van T3 noodzakelijkerwijs tot ongewenst hoge piekconcentraties, waardoor retard preparaten  de voorkeur verdienen.

 

Een search met www.Scholar.Google.com  dd 05-10-2005 en zoekstrategie "cytomel AND depression" leverde 51 hits. Hieruit  blijkt, dat T3 onder meer als adjuvans wordt gebruikt bij refractaire depressie, en dat T3 het effect van tricyclische antidepressiva versterkt (o.a. ref 7). Appelhof vond in een recente Nederlandse studie geen adjuvante werking  van T3 op SSRI’s (ref 8).

 

Naar de ervaringen van J.R. B. met ± 35 patiënten, die voornamelijk via de “HypoMaarNietHappy” website op zijn polikliniek beland waren), voelde ± 90 %  zich belangrijk beter de combinatie T3 + T4. Het betrof hier een merkwaardige selectie, met uiteraard veel patiënten met chronische vermoeidheid en met meer of minder uitgesproken depressie. Hier speelt zonder twijfel een sterk placebo-effect, al was het alleen de triomf, dat men na het overwinnen van nogal wat barrières eindelijk het fel begeerde T3 te pakken had gekregen. Bovendien moet vermeld dat hier ook een aantal patiënten bij zat, dat mogelijk profiteerde van een synergisme met antidepressiva. Belangrijke bijwerkingen heb zijn niet gezien met doses ≤ 2 dd 12.5 µg Cytomel.

 

Conclusie:

  1. Bij ongecompliceerde hypothyreoidie geeft mono-therapie met T4 stabiele serumspiegels, en goede klinische resultaten.
  2. Alleen de combinatie T3 + T4 geeft in dierexperimenten fysiologische spiegels van schildklierhormonen in de hersenen
  3. In slechts 1 van 9 humane studies werd een significant effect van de combinatie T3+T4 op de resultaten van gevalideerde psychometrische tests gevonden; desondanks is er een hoog percentage patiënten, dat zich  subjectief beter voelt bij gebruik van de combinatie.
  4. De combinatie van T3+T4 heeft mogelijk vooral voordelen bij patiënten met depressie en vermoeidheidsklachten.
  5. Er is mogelijk synergisme van T3 en tricyclische antidepressiva of MAO-remmers bij de behandeling van depressie.
  6. Een retard preparaat van T3 is te prefereren i.v.m. de zeer korte plasma-halfwaardetijd van T3 en de hoge piekconcentraties. In Nederland is momenteel alleen het instant-release preparaat Cytomel zonder problemen op recept verkrijgbaar.
  7. Men moet waken voor overdosering van T3 en/of T4 i.v.m. het risico op hartritmestoornissen en op osteoporose.
  8. Ook  patiënten, die hypothyreood raken bij behandeling van hun hyperthyreoidie met hoge doses thyreostatica kunnen last krijgen van T3-tekort als zij alleen met T4 weer “euthyreood” worden gemaakt. Ook hier kan combinatie van T3 + T4 soms uitkomst brengen.
  9. Overweeg bij patiënten, die “moe” blijven onder de combinatie T3+ T4, een poly-endocrien autoimmuunsyndroom (met o.a. M Addison en B12-deficientie) (ref 9)

 

SAMENVATTING

Hoewel het overgrote merendeel van de patienten goed met alleen Thyroxine [T4] kan worden behandeld, resteren er toch 3 soorten patienten, die vermoeid of gedeprimeerd blijven:

  1. Patienten, die door een ontregeling van hun afweer-apparaat nog meer hormonen missen. Daarom moeten we in deze gevallen ook Vitamine B12, Cortisol etc bepalen

  2. Patienten, die om de één of andere reden niet goed in staat zijn, om het nog niet actieve T4 om te zetten naar T3 [dit is het echte, actieve hormoon, dat het stofwisselings-niveau bepaalt]

  3. Patienten met een al dan niet herkende depressie. Er zijn twee theoriën om dit te verklaren:

·         T3 versterkt het effect van sommige antidepressiva

·         Alleen met de combo T4 + T3 kan men in dierexperimenten met hypothyreote ratten exact

          de  normale hormoon-spiegels binnen hun hersenen nabootsen.

 

dr. J.R. Beukhof, internist-nefroloog-intensivist

dr. F.G.A. Jansman, ziekenhuisapotheker

Met een bescheiden aanvulling van mij, Jenny Duijf,

allemaal werkzaam in de Isalaklinieken, Zwolle

 

 

Referenties:

  1. Farwell AP and Braverman LE: thyroid and antithyroid drugs. In: Brunton LL & al Ed: Goodman and Gilman’s The Pharmaceutical Basis of Therapeutics. New York,, Mc Graw-Hill 2005: 1511-1540
  2. Osler W: The Principles & Practice of  Medicine. New York, Appleton & cie 1892: 714-716
  3. Murray GR: The life-history of the first case of myxoedema treated by thyroid extract. Brit Med Journal 1920; 1: 359-360
  4. Bunevicius R & al: Effects of thyroxine as compared with thyroxine plus triiodothyronine in patients with hypothyroidism. New Engl J Med 1999; 340: 424-429
  5. Escobar-Morreale HF & al: REVIEW: treatment of hypothyroidism with combinations of levothyroxine plus liothyronine. J Clin Endocrinol Metab 2005; 90: 4946-4954
  6. Hennemann G & al: Thyroxine plus low-dose, slow-release Triidothyronine replacement in hypothyroidism: proof of principle. Thyroid 2204; 14: 271-275
  7. Stimmel GL & al: options for treatment-resistant depression. Psychiatric Times 2005; vol XIX, issue 7.

http://www.psychiatrictimes.com/p020750.html

  1. Appelhof BC & al: Triidothyronine addition to paroxetine in the treatment of major depressive disorder. J. Clin Endocrinol Metab 2004; 89:6271-6276
  2. Eisenbarth GS & Gottlieb P: Autoimmune Polyendocrine Syndromes. 
    N Engl J Med 2004; 350:2068-2079